Terug naar alle onderzoeken

Multiple casestudy naar ICT gebruik door bèta docenten

Gepubliceerd op 7 maart 2014

In opdracht van Kennisnet heeft Eindhoven School of Education (Technische Universiteit Eindhoven) in samenwerking met Universiteit Twente een onderzoek uitgevoerd naar de wijze van gebruik van ICT door docenten in de bètavakken in relatie tot  hun opvattingen, kennis en ervaringen aan de hand van videobeelden en storylines. Het doel van het onderzoek is om inzicht te verschaffen in de manier waarop bètadocenten in het voortgezet onderwijs ICT toepassen in de klas, welke overwegingen en factoren hierbij een rol spelen en wat maakt dat de inzet van ICT voor docenten als bruikbaar (en dus effectief) wordt gezien. Omdat is gekeken naar bèta docenten die ICT al in hun onderwijs inzetten, betreft het onderzoek automatisch ICT-gevorderde bètadocenten.

Er is materiaal verzameld van 83 cases dat bestaat uit een video opname in een les waarin ICT wordt toegepast, een interview, en een ingevulde vragenlijst. De vragenlijst richtte zich op: de kennis en competenties op het gebied van het toepassen van ICT in het (bèta) onderwijs (TPACK), de onderwijsovertuigingen van de docenten en wel voornamelijk het aspect constructivisme (CLES schalen). Daarnaast waren er vier StoryLine vragen. Dit zijn open vragen waarbij de docent aan de hand van een te tekenen grafiek de eigen ontwikkelingsgeschiedenis

 uiteenzet over bijvoorbeeld de frequentie en de kwaliteit van zijn of haar eigen ICTgebruik in de les. Daarnaast zijn nog enige aanvullende vragen gesteld.

Vraagstelling

  1. Wat passen bètadocenten aan ICT toe in de klas, hoe doen ze dat en welke overwegingen (waarom), opvattingen en ervaringen spelen daarbij een rol?
  2. Wat is de rol van kennis en opvattingen van docenten van technologie, didactiek en vakinhouden (TPACK) bij het wat, hoe en waarom van het toepassen van ICT door bètadocenten?
  3. Hoe percipiëren docenten hun inzet van ICT in termen van bruikbaarheid en wanneer weegt ICT gebruik op tegen de kosten?
  4. Welke ervaringen met ICT zijn vormend voor de kennis en opvattingen van bètadocenten over technologie, didactiek en vakinhouden (TPACK) en hun opvattingen over bruikbaarheid van ICT?
  5. Welke profielen van bètadocenten (type docenten) zijn herkenbaar op grond van de genoemde aspecten bij vraag 1, 2, 3 en 4?
  6. Hoe verhouden de opvattingen en percepties van docenten (over constructivisme, TPACK en bruikbaarheid van ICT) zich tot formele theorieën rondom bètadidactiek?

Conclusie

Voor gedetailleerde conclusies per onderzoeksvraag zie het rapport vanaf pagina 36. Samengevat is het volgende naar voren gekomen:
De onderzochte groep docenten blijkt bovengemiddelde een bovengemiddelde (technische) TPACK kennis te beschikken en relatief sterk constructivistisch georiënteerde onderwijsopvattingen. Het gebruik aan ICT middelen is zeer divers. Hier zijn drie groepen docenten te onderscheiden: ondersteunend ICT gebruik, activerend ICT gebruik en veelzijdig ICT gebruik, waarbij de eerste twee categorieën in elkaar lijken over te lopen. Toch is binnen het sample een duidelijke groep van docenten met een sterk constructivistische overtuiging te herkennen. Binnen deze groep wordt er een samenhang gevonden van deze overtuiging met de aard van de ICT toepassing in de klas. Verder zijn nagenoeg geen samenhangen tussen onderwijsovertuiging en ICT gebruik gevonden.

Het resulterende beeld is samengevat in een tentatief verklaringsmodel. Dit model is dynamisch van aard en het (gaan) gebruiken van ICT in het onderwijs komt naar voren als een onderdeel van de zich ontwikkelende ´professionele praxis’ van de docent in de context van school en curriculum. Onderwijsopvattingen c.q. een constructivistische onderwijsopvatting spelen een bescheiden modererende rol ten aanzien van de aard – niet de intensiteit – van het ICT gebruik, en vooral als de overtuiging sterk is. 

Van doorslaggevende betekenis voor het ICT gebruik in het onderwijs zijn; de beschikbaarheid van bruikbare ICT hulpmiddelen en ervaringen met het gebruik van ICT. Bij die ervaringen gaat het om: een toenemende competentie en zelfvertrouwen, de positieve feedback op het ICT gebruik door een toenemend enthousiasme, participatie en inzicht bij de leerlingen, en de ervaring van gemak bij de eigen taakuitvoering als docent. Falende of niet effectieve ICT hulpmiddelen vormen een sterke negatieve terugkoppeling. Het proces komt naar voren als een individueel proces; de docenten noemen geen collega´s als mede bepalend voor hun ontwikkeling van hun ICT gebruik in de klas. Vooral de StoryLine-techniek blijkt van essentiële betekenis bij het ontwikkelen van dit type dynamische verklaringsmodel. De gekozen combinatie met videobeelden en vragenlijst is cruciaal voor de validatie en verbreding ervan.