Terug naar alle onderzoeken

Digitale geletterdheid van leerlingen in het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs. Nederlandse resultaten van ICILS-2013

Gepubliceerd op 29 november 2014

Op verzoek van stichting Kennisnet en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) heeft Universiteit Twente de Nederlandse deelname aan de ‘International Computer and Information Literacy Study (ICILS)’  uitgevoerd. In 2013 hebben zo’n 60.000 leerlingen in het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs, afkomstig uit 21 landen en staten, op de computer een toets in digitale geletterdheid gemaakt. Daarnaast zijn in elk land vragenlijsten afgenomen bij de getoetste leerlingen en de scholen en docenten van deze leerlingen. Voor de goede orde is de internationale rapportage ‘Preparing for Life in a Digital Age. The IEA International Computer and Information Literacy Study International Report’ – gerapporteerd door de Australian Council for Educational Research – hier ook beschikbaar.

Vraagstelling

  1. In hoeverre zijn er tussen en binnen landen verschillen in de digitale geletterdheid van leerlingen in het voortgezet onderwijs?
  2. Welke kenmerken van scholen en onderwijssystemen (landen) hangen samen met prestaties van leerlingen in digitale geletterdheid?
  3. In welke mate hangen ICT-gerelateerde leerlingkenmerken (zoals toegang, gebruik thuis en op school, zelfredzaamheid, attituden) samen met prestaties in digitale geletterdheid en in hoeverre zijn hierin verschillen tussen landen?
  4. In welke mate hangen achtergrondkenmerken van leerlingen (sekse, sociaal-economische status) samen met prestaties in digitale geletterdheid en in hoeverre zijn hierin verschillen tussen landen?

Conclusie

De gemiddelde digitale geletterdheid van Nederlandse leerlingen in het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs doet niet onder voor die van hun leeftijdsgenoten in andere landen. Maar de mate waarin leerlingen digitaal geletterd zijn, verschilt sterk tussen de verschillende onderwijstypen. Ook komen de meeste leerlingen niet verder dan het basisniveau.

Nederlandse leerlingen hebben boven het internationaal gemiddelde gepresteerd. Het vaardigheidsniveau van de Nederlandse leerlingen is vergelijkbaar met dat van hun leeftijdsgenoten in Noorwegen, Australië en Zuid-Korea. Leerlingen uit Tsjechië zijn het meest vaardig in digitale geletterdheid.
In alle landen hebben meisjes de ICILS-toets beter gemaakt dan jongens. In Nederland liggen de toetsscores van vmbo-leerlingen rond het internationaal gemiddelde, de scores van de leerlingen in het praktijkonderwijs zitten daar flink onder. Havo-leerlingen en vooral vwo-leerlingen presteerden ruim boven dit gemiddelde.

Uit ICILS-2013 blijkt dat computers en internet een grote plaats innemen in het dagelijks leven van de 14-jarigen, zowel op school als thuis. Meer dan twee derde van de getoetste leerlingen gebruikt elke dag een vorm van ICT. Internet wordt vooral gebruikt als communicatiemiddel. Desondanks zitten de meeste leerlingen op een basisniveau voor wat betreft hun digitale geletterdheid. In de ICILS-toets worden namelijk vier niveaus in digitale geletterdheid onderscheiden: van het kunnen uitvoeren van enkele basishandelingen, zoals het navigeren op internet (niveau 1), tot het effectief kunnen vergaren, gebruiken en delen van digitale informatie (niveau 4).
In alle ICILS-landen, dus ook in Nederland, haalt de meerderheid van de leerlingen maximaal het tweede niveau. Slechts 4% van de leerlingen die in Nederland de ICILS-toets maakten, heeft het vierde niveau gehaald. Dit zijn vooral vwo-leerlingen. Bijna een derde van de leerlingen in het vmbo komt niet verder dan niveau 1. Iets meer dan de helft van leerlingen in het praktijkonderwijs heeft ook dit allerlaagste niveau niet gehaald.

De Nederlandse docenten in dit onderzoek staan over het algemeen positief tegenover het gebruik van ICT in hun onderwijs. In het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs wordt ICT intensiever gebruikt dan in de meeste andere landen. Nederlandse docenten besteden echter minder aandacht aan de ontwikkeling van informatievaardigheden bij hun leerlingen dan hun buitenlandse collega’s. Zo schenkt slechts 18% van de ondervraagde docenten in hun onderwijs aandacht aan het verwijzen naar informatiebronnen. Dit is het laagste percentage van alle ICILS-landen.
Tegelijkertijd zijn de docenten het meest negatief over het kopieergedrag van leerlingen als gevolg van het gebruik van digitale informatiebronnen. Vergeleken met de andere landen zijn de docenten ook negatiever over de overeenstemming binnen de school over de wijze waarop ICT in het onderwijs aandacht moet krijgen.