Terug naar alle onderzoeken
Didactische ICT bekwaamheid nader bekeken
In deze rapportage worden de resultaten van drie vervolgonderzoeken gepresenteerd die naar aanleiding van het onderzoek Didactische ICT-bekwaamheid (Voogt, van Braak, Heitink, Verplanken, Fisser, & Walraven, 2013) zijn uitgevoerd. In dit onderzoek zijn videoclips geanalyseerd waarin docenten laten zien wat zij doen met ICT in hun lespraktijk en waarom zij ICT op die specifieke manier inzetten. De analyses leidden tot een eerste werkdefinitie van didactische ICT-bekwaamheid. Didactische ICT-bekwaamheid werd als volgt geoperationaliseerd: “Didactische ICT-bekwaamheid is de mogelijkheid van docenten om ICT-kennis en –vaardigheden in de praktijk te integreren met bestaande vakinhoudelijke en didactische kennis, én het vermogen om professioneel te redeneren over deze praktijk, ondersteund door zelfvertrouwen, positieve opvattingen en houdingen”. We constateerden dat de inzet van ICT vaak ondersteunend is, dat de wijze waarop docenten laten zien dat ze didactisch ICT-bekwaam zijn sterk gerelateerd is aan de hen vertrouwde onderwijspraktijk en tot slot dat er slechts beperkt sprake was van de inzet van ICT ten behoeve van het leren van specifieke vakinhouden. Deze resultaten stellen nadere vragen aan het begrip didactische ICT-bekwaamheid. In dit verslag diepen we vanuit deze drie perspectieven het begrip didactische ICT-bekwaamheid conceptueel verder uit.
Vraagstelling
De hamvraag binnen dit onderzoek was hoe essentieel ICT-gebruik kan gedefinieerd worden en hoe dergelijke inzet van ICT eruit ziet in de praktijk. Aan de hand van wat we in de literatuur terugvonden aan conceptualiseringen van het begrip, schreven we een werkdefinitie uit en bepaalden we de indicatoren. Hiermee gingen we in videocases na hoe het al dan niet essentieel ICT-gebruik in de getoonde onderwijspraktijken vorm werd gegeven. Op die manier verkregen we dieper inzicht in hoe ICT vereist kan zijn om effectiever onderwijs te realiseren en de leerdoelen effectiever te bereiken.